Ondersteunende behandelingen
U kunt ook andere behandelingen nodig hebben. Als u hyperviscositeit hebt, of bloedarmoede, of als u neveneffecten hebt van chemotherapeutische middelen. Deze behandelingen noemt ment ondersteunende behandelingen.
Plasmaferese
Het immunoglobuline M, bij de ziekte van Waldenström aanwezig, is een relatief groot eiwit en kan bij een hoog IgM-gehalte hyperviscositeit of te grote stroperigheid van het bloed veroorzaken. Gevolg is de belemmering van een goede bloeddoorstroming, vooral in de kleine bloedvaten.
In geval van hyperviscositeit is behandeling zeker nodig. De snelste
methode is plasmaferese. De werkwijze is de volgende: in beide armen wordt een infuus ingebracht. Via de ene infuuslijn wordt
bloed afgenomen en naar een toestel geleid. Daar wordt het overtollige paraproteïne ‘afgeroomd’ uit het bloed. Via het andere
infuus worden de achtergebleven bloedcellen vermengd met gezond donorplasma of een eiwitoplossing terug aan de patiënt gegeven. Deze aanpak verhindert echter niet de aanmaak van het abnormale eiwit en dient aangevuld met een systematische behandeling gericht op het snel afremmen van de IgM-productie.
Plasmaferese moet vaak enkele malen worden herhaald in afwachting van het effect van de gestarte chemotherapie.
Bloedarmoede
Bloedarmoede of anemie komt voor wanneer we niet genoeg gezonde rode bloedcellen hebben. De symptomen gaan van mild tot ernstig, en kunnen zeer belastend zijn: minder energie hebben, vermoeidheid, kortademigheid …
De oorzaken van bloedarmoede bij WM kunnen zijn:
• een verminderde aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg door een overwoekering van de zieke cellen en/of door de toxiciteit van de chemotherapie;
• de auto-immuunvernietiging door de abnormale antistoffen;
• bloedverlies te wijten aan de medicijnen of bloedplaatjestekort;
• ijzertekort.
Afhankelijk van de ernst en de klachten kunnen bloedtransfusies of toediening van EPO soms noodzakelijk zijn.
Beide ondersteunende behandelingen hebben voor- en nadelen. Daarom zal de arts in overleg met de patiënt besluiten welke therapie geschikt is om de bloedarmoede te bestrijden.
Infecties
Infecties, en dat zijn vaak luchtweginfecties, komen frequent voor bij WM-patiënten. De verklaring hiervoor is een daling van de productie van antistoffen door de ziekte zelf of door een daling van de witte bloedcellen na chemotherapie.
Inentingen zoals bv. tegen griep en longinfecties, worden dan ook systematisch aanbevolen.
Vermits het meestal gaat over bacteriële infecties mag ook niet te lang gewacht worden met het toedienen van antibiotica. In bepaalde gevallen worden om de drie à vier weken infusen toegediend met gammaglobulines.
Nierinsufficiëntie
De ziekte van Waldenström gaat minder vaak gepaard met nierproblemen omdat het IgM-proteïne veel te groot is om door de nierlichaampjes gefilterd te worden. Het lichte-ketengedeelte van het veel geproduceerde immunoglobuline kan echter ook bij de ziekte van Waldenström als onoplosbaar eiwit neerslaan in verschillende organen. Dit wordt amyloïdose genoemd. De nieren zijn hierbij vaak betrokken. Dit kan leiden tot complicaties. Als de nieren niet meer naar behoren werken, moeten met behulp van dialyse de afvalstoffen en het overtollige vocht uit het bloed verwijderd worden.
Tekort aan witte bloedcellen
In bepaalde gevallen kan overwogen worden de aanmaak van witte bloedcellen te stimuleren. Dit kan door toediening van groeifactoren, de G-CSF (granolucyt-kolonie stimulerende factor).