Welke onderzoeken/testen kunnen plaatsgrijpen?
1. Laboratoriumtesten:
Uitgebreid bloedonderzoek:
Een algemene bloedtelling meet het aantal rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes en de relatieve verhoudingen. De rode bloedcellen (erytrocyten) bevatten hemoglobine die verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof. Het aantal rode bloedcellen, hemoglobine- en hematocrietgehalte, kunnen wijzen op de aanwezigheid van bloedarmoede.
Witte bloedcellen (leukocyten) zijn de belangrijkste cellen die infecties bestrijden. Het bepalen van het aantal leukocyten geeft een idee over de verdediging tegen infecties.
Bloedplaatjes (trombocyten) zijn belangrijk voor de bloedstolling en een tekort kan leiden tot een verhoogde bloedingsneiging. Verdere laboratoriumtesten uitgevoerd op het bloedplasma, geven informatie over de lever- en nierfunctie. Het bloedserum wordt ook gecontroleerd op het totaal aanwezige eiwit en het gehalte en type immunoglobulines. Serumproteïnen elektroforese (SPEP) bepaalt de aanwezigheid van en meet het monoklonale immunoglobuline-eiwit, de M-piek. Door immunofixatie wordt het type immunoglobuline vastgesteld, IgM in het geval van WM. Het IgM monoklonale eiwit geproduceerd in WM heeft de neiging om het bloed te verdikken. Dit kan leiden tot ernstige problemen. Meestal wordt de viscositeit (stroperigheid) van het bloed pas bepaald als daar klinisch aanleiding toe is.
Een urinetest
Een 24-uurs urineonderzoek op de aanwezigheid van het Bence-Jones eiwit, de lichte ketens (dit zijn stukjes van het monoklonaal eiwit IgM)
Beenmergonderzoek
Het beenmergonderzoek is de definitieve test om de diagnose van WM te bevestigen. Hierbij wordt onder plaatselijke verdoving door middel van een punctie met een holle naald, aan de achterzijde van het bekken een kleine hoeveelheid beenmerg opgezogen. Vaak gaat dit gepaard met een botboring waarbij met een dikke boornaald een
stukje bot (biopt) wordt weggenomen. Beenmerg en biopt worden door de patholoog onderzocht onder de microscoop. Bij WM zal een verhoogd aantal lymfoplasmacytoïde cellen in het beenmerg aangetroffen worden. Dit zijn cellen die kenmerken vertonen van zowel lymfocyten als plasmacellen. Bij WM bestaat minimaal 10% van de cellen in het beenmerg uit lymfoplasmacytoïde cellen.
2. Beeldvormend onderzoek
Een CT-scan van de borst en de buik moet uitwijzen of er sprake is van inwendige lymfeklierzwellingen of orgaanvergroting. Dit kan ook worden vastgesteld met behulp van echografie. Uitzonderlijk kan een lymfeklierbiopsie plaatshebben.
3. Oftalmologisch onderzoek
Oftalmologisch onderzoek is aanbevolen, vooral wanneer de patiënt klaagt van wazig zicht of gezichtsverlies, of wanneer er vermoeden is van hyperviscositeit. Het binnenste van het oog (oogfundus) wordt onderzocht met behulp van een oogspiegel die de bloedvaatjes, de zenuwen en het netvlies tot vijftienmaal vergroot. Bloedingen op het netvlies, loslaten van het netvlies en uitgezette bloedvaatjes kunnen op deze manier gemakkelijk gezien worden.